Toewerken naar een groene stad betekent een investering in minder hittestress, betere waterberging, minder fijnstof, meer biodiversiteit, meer woongenot en een fijner werkklimaat. Kortom, een groenere stad is een fijnere stad. Er is al veel nagedacht over hoe er meer – en op slimmere manieren groen kan worden gerealiseerd. En onderzoek wijst uit dat meer en doordacht groen goede effecten heeft op de gezondheid en het welbevinden van mensen. Lichamelijk en geestelijk. Dit keer staan we stil bij een onverwachte invalshoek.
In de lockdown van dit voorjaar bleek – tot verrassing van veel vogelliefhebbers – dat de afname van het autoverkeer van invloed was op het tijdstip van opstaan van de vogelwereld! Roodborstjes bijvoorbeeld staan doorgaans vroeg op om met veel kabaal een territorium te verdedigen tegen rivalen. Maar dit voorjaar sliepen ze uit! De reden? Ze hoefden het autolawaai van het woon- werkverkeer niet langer voor te zijn! Het viel immers goeddeels weg … Snel pasten de roodborsten zich aan en begonnen een half uurtje later dan in vorige jaren, te zingen. Uitgeslapen zangvogels was wel een van de meest onverwachte bijeffecten van de COVID-19 pandemie. Een effect dat volgens veel mensen klank geeft aan de natuur in onze steden en dorpen.
Het leidde tot de vraag welk type groen de stadsnatuur voor de vogelwereld interessanter en aantrekkelijker kan maken. De Groene Stad sprak met stadsecologen en boomkwekers en dat leidde tot de volgende aanbevelingen.
Vogelvriendelijke bomen en heesters
Vogels als zanglijsters, merels, roodborsten, boomklevers en pimpel- en koolmezen willen veiligheid en voedsel. Welke bomen en heesters voorzien daarin? Daarvoor hoeven we niet ver van huis. Inheemse soorten zoals gewone vlier, Gelderse roos, kardinaalsmuts, hazelaar, krentenboompjes, lijsterbes en duindoorn zijn bomen en/of struiken die erg worden gewaardeerd door de vogelwereld.
De kardinaalsmuts valt op door de apart gevormde rozerode vruchtdozen. Een aantal soorten krijgt heel fraaie kleuren in de herfst. Duindoorn houdt van zandige grond en heeft aantrekkelijke oranje bessen voor lijsterachtigen. Krentenboompjes komen – ook al zet de naam je op het verkeerde been – ook voor als struiken. In het voorjaar is de bloei prachtig crème-wit en dragen ze bessen die in het najaar graag door vogels worden gegeten. Tenslotte is er de producent van hazelnoten, de hazelaar. De struik heeft mooi hartvormig blad en bloeit met zachtgele trosjes. De hazelnoten zijn in oktober rijp en vallen dan van de boom. De eekhoorn is de meest bekende hazelnoot snoeper, maar ook gaaien, boomklevers en de grote bonte specht zijn grote liefhebbers.
Groenblijvend in de winter
Groenblijvers zijn vooral de hulst en de taxus. Ze worden gekweekt als struiken en als hoogstamboom. Een aantal soorten geeft prachtige rode bessen. De taxus baccata wordt ook al vanwege de bessen erg gewaardeerd door de vogels. De taxus moet niet worden gebruikt als haag, het jaarlijks noodzakelijke snoeien betekent nauwelijks of geen bessen, maar als solitair wintergroen element kan de taxus een sieraad zijn voor ieder park.
Pluktuinen zijn in opkomst
In menig stadspark wordt gedacht aan pluktuinen. Het gaat dan om bloemen en fruit. Vogels houden van appel-, pruimen- en kersenbomen. De bloesem trekt insecten – die een feestmaal voor ze zijn – en ze eten graag de vruchten die na de oogst aan de boom blijven hangen. Kersenbomen zijn zeer geliefd bij onze spreeuwen.
Bij het nadenken over onderhoud en herinrichting van parken en groengebieden in onze steden, is de invalshoek ‘het belang van vogels’ een onverwacht bruikbaar vertrekpunt. Als vogels zich er thuis voelen, laten ze dat – tot groot genoegen van de bezoekers – luidruchtig weten …
17.12.2020